Perfectie en oneindigheid; Plato in de bioscoop
Paulien ‘t Hoen

Afgelopen maand zag ik zowel een Britse film als een Nederlandse documentaire die mij weer eens de geldigheid en dagelijksheid van Plato’s ideeën- of vormenleer onder de neus wreven.

Eerst de film: ‘The man who knew infinity’. De gedramatiseerde biografie van de Indiase wiskundige Srinivasa Ramanujan. Een briljant wiskundige die in armoede opgroeit in het Indiase Madras, maar door zijn uitzonderlijke talent als autodidact wordt toegelaten tot de Universiteit van Cambridge. Daar wordt hij als buitenstaander met gemengde gevoelens ontvangen. Dat deze wiskundige direct contact heeft met de perfecte, basale vormen en patronen waaruit alles is afgeleid, wordt al snel benoemd in de film. Hij ziet, dwars door de dagelijkse werkelijkheid heen, deze onveranderlijke, oneindige wereld. Deze oorspronkelijke eenheid waar alles uit voortkomt (voor liefhebbers van zijnsoriëntatie: het derde perspectief). Maar hoe bewerkstelligt hij dat contact? Dat is de Engelse professoren een raadsel.

Eerst komt de aap van de intuïtie uit de mouw. De Indiër hecht hier grote waarde aan. Hij beschouwt het als iets heiligs, terwijl de Cambridge fellows er hun neus voor optrekken. Zij willen zich alleen laten overtuigen door harde bewijzen. Tegelijkertijd raken ze meer en meer geïntrigeerd door de werkwijze van Ramanujan, die in een mum van tijd bereikt waar zij jaren over gedaan hebben en oplossingen bedenkt waar zij nooit meer aan toe dachten te komen tijdens hun leven. ‘Het valt mij in’, bekent de wiskundige als hij op meer vertrouwelijke voet komt te staan met de professor die hem begeleidt. Waaraan hij toevoegt dat dit gebeurt tijdens zijn gebeden voor de Indiase godin die hij dagelijks vereert: ‘Zij legt het in mijn mond’. Dit is wat Socrates beschrijft als een boodschap van het goddelijke, die zicht geeft op werkelijke kennis. Dit is volgens hem enige manier waarop je als mens met de onveranderlijke, oneindige bron van oorspronkelijke kennis en perfectie in aanraking kunt komen. En ook steeds wil blíjven komen omdat je ziel er altijd naar blijft haken.

Dit fenomeen wordt besproken, voelbaar en zichtbaar gemaakt, in de documentaire ‘Het verlangen van Michael Dudok de Wit’. Deze documentaire laat zien hoe de tekenaar tien jaar werkte aan de lange animatiefilm ‘The Red Turtle’. Hij is continu bezig om de film zo perfect mogelijk te maken. Steeds houdt hij de resultaten langs zijn virtuele meetlat, gericht op zijn ultieme, onbenoembare maatstaf. Hij weet dat hij die nooit zal bereiken, maar zijn verlangen om dat te blijven proberen is onuitroeibaar. Hij zegt: ‘Je weet dat je een oriëntatie hebt naar het perfecte. Je weet dat je je daar naar toe beweegt, al zal je het nooit bereiken. Dat verlangen zal altijd blijven.’ Dat is de essentie van de vormenleer van Plato: de ziel is onverschrokken gericht op die onomstotelijke, onbereikbare maatstaf die je gevoelsmatig herkent, al zie je er nooit meer van dan wat glimpen. Ik stel me een ontmoeting voor tussen de heren, waarbij Plato zowel Ramanujan als Dudok de Wit woordeloos in zijn armen sluit.